Luc en Lucy in Zuid Amerika

Shocking Potosi in Bolivia!

Na drie super dagen in San Pedro de Atacama te hebben gehad, was het tijd voor een nieuw hoofdstuk in onze reis; Bolivia! Vanuit Atacama vertrokken we rond 09:00 uur ´s ochtends richting Calama om daar 'hopelijk' de trein te kunnen pakken richting Uyuni in Bolivia. Na een uurtje aangekomen in Calama en afgezet voor het treinstation (ja, we leren het al aardig om ons Zuid-Amerikaans te gedragen) werden we direct met de kop in het zand gedrukt. Er rijd vanuit Calama geen trein meer sinds september 2007 richting Bolivia. To bad, maar we komen direct een andere backpacker tegen die het toch ook nog even wil proberen bij de vrouw. Ze komt na 2 minuten ook naar buiten en tevergeefs.

We trekken samen op naar de busmaatschappijen die naar Uyuni rijden en komen erachter dat ze ongeveer 3 maanden fietsend door Argentinië en Chili heeft gereisd. Petje af vinden wij en binnen no time zijn we bij het buswalhalla om naar Uyuni te gaan. Stel je er niet teveel van voor hoor, maar meer dan twee bussen op vooraf bepaalde dagen in de week is niet veel. En daar komen we heel snel achter. We zouden tot zondag (vier dagen) moeten wachten tot de eerstvolgende bus naar Bolivia. Aangezien Calama op het eerste gezicht tegenviel en Luc voornamelijk direct bezig was met het bekokstofen van een D-tour, besloten we samen om niet in Calama te blijven wachten, maar om 1100 kilometer om te rijden en via Arica (Chili, noordelijkste puntje aan de kust) en La Paz ('hoofdstad' van Bolivia) naar de hoogst gelegen stad ter wereld te reizen; Potosi!

Tijdens de busrit naar Arica hebben we heerlijk in de bus geslapen. Vanaf Arica zouden we in eerste instantie naar Cochabamba reizen, omdat we dachten dat het een leuke bestemming zou zijn voor een paar dagen. Na een paar bladzijdes uit de Lonely Planet draaiden we onze plannen weer bij en besloten we om toch eerst naar het zuiden te reizen, richting Potosi en Sucre. De bus naar La Paz (als tussenstop) vertrok aansluitend en om 18:30 uur lokale tijd waren we in La Paz (Bolivia). Er lag overal een dunne laag sneeuw, er was complete verkeerschaos onder de duizenden minibusjes die vol zaten met Bolivianen, maar het uitzicht over de stad was onbeschrijvelijk mooi. Honderdduizenden huizen in terracotta kleur; je kon huizen zien tot zover je kon kijken; 'bien venidos en Bolivia' dachten we.

In de busterminal van La Paz was de chaos compleet. Vele Bolivianen zaten te wachten op hun bus en overal werd er door busmaatschapijen geroepen: 'Oruro, Oruro, Oruro', 'Sucre, Sucre, Sucre'. In de busterminal direct een kaartje geregeld naar Potosi en in een Chinees restaurant lekker geen Chinees gegeten, want dat hadden ze niet. Om 19:30 uur liepen we richting de bus. We haden inmiddels al een embargobiljet gekocht voor de tas en dachten dat we alle tickets nu wel moesten hebben. Als je je tas wilt afgeven bij de bus (nu dus in Bolivia) word er lauter gezegd: 'ticket?' 'No ticket?'. Nou ja dan dus maar op zoek naar het ticketmannetje voor onze tassen. Er werden enkele hele grote tassen (als je het nog tassen kan noemen) op het dak van de bus gehezen en in de stromende regen vastgemaakt met een zeil eroverheen. Onze tassen lagen veilig onderin de laadruimte, waar we de buschauffeur zich ook regelmatig zagen omkleden.

Enfin, 11 uur heerlijk in een te krappe bus (voor Luc althans) en de tweede dag in de bus dus ook volgemaakt. Om stipt 06:00 uur ´s ochtends kwamen we aan in Potosi. Met een taxi lieten we ons naar het door ons uitgekozen hostel rijden die tevergeefs vol zat. Hij reed ons verder naar een hotel en nadat we vroegen om nog verder te rijden kwamen we uit bij Hostal San Marcos. De taxirit duurde zeker 10 á 15 minuten door allerlei krappe en kleurrijke straatjes. Overal kwamen we traditioneel geklede vrouwen en verliefde stelletjes tegen. Compleet anders dus als in Argentinië en Chili. De taxichauffeur bracht 10 Bolivianos in rekening (€ 1,-) en reed weer door. De jongen van het hostal had eerst uiteraard de toeristenprijs geprobeerd, maar toen wij aarzelden zakte hij direct 20 Bolivianos per persoon in prijs. Nu na ons bezoek aan het hostal snapten we precies waarom, het hostal was op één Boliviaans stel na leeg. De jongen liet ons onze kamer zien en na 1 minuut in de kamer lagen deze twee backpackers heerlijk te ronken onder 4 dekens (want het is hier behoorlijk koud ´s nachts en er is geen verwarming). Na een heerlijk slaapje op zoek gegaan naar een internetplek met de mogelijkheid om te skypen (WIFI doen ze hier niet aan). Na ongeveer 10 winkeltjes te hebben gevraagd er eentje gevonden waar een jongen naast ons porno aan het downloaden was en waar ongeveer 6 kleine jongetjes van 7 á 8 jaar oud Counter Strike (moordspelletjes) aan het spelen waren tegen elkaar (niet echt het eerste dat je verwacht in een stadje in Bolivia, maar goed). Heerlijk met onze ouders bijgekletst wat ons goed deed. Na 3,5 uur te hebben geïnternet afgerekend en een magere € 0,70 betaald. Het had ondertussen keihard geonweerd en geregend dus de straten stonden blank. De regen is hier telkens van tijdelijke aard, dus we liepen droog door de straten van Potosi op zoek naar een degelijke hap.

Toen we bij een lekker ruikende parilla naar binnen liepen werden we wederom (hoe kan het ook anders) als aapies bekeken door de locals die aan het eten waren. We bestelden bij een dronken ober twee stuks vlees en wachten het rustig af. De ober liep namelijk bij elke tafel die een fles bier had besteld langs om een praatje te maken. Een praatje als in de zin van 'o, jullie hebben bier, geef mij ook een glas dan proosten we samen (en drink ik het hele glas in 1 teug op)'. Het vlees kwam na een tijdje en smaakte prima. Na een half uur nog Pirates of the Carribean te hebben gekeken op een grote tv, vonden we het wel weer tijd om ons warme bedje op te zoeken.

De volgende dag zijn we naar, waar Potosi bekend om staat gegaan; de zilvermijn. Met één Ier, één Tsjech, één Amerikaanse, twee Italianen en drie Fransen in een krap busje (echt krap voor iedereen) naar de mijn gereden. Onderweg cocabladeren, sigaretten, alcohol (96%) en een fles soda gekocht uit respect voor de mijnwerkers (cocabladeren en de alcohol ook zelf geproefd). Toen in een huisje onze beshermende gear aangetrokken en weer in het busje doorgereden naar de mijn die net buiten de stad ligt. Eenmaal bij de mijn moesten we ook nog de mijn oprijden. De weg naar boven zat vol met diepe kuilen en losse stenen en we reden erg dicht langs de kant. Veilig boven kregen we ook onze hoofdlamp aangemeten en konden we het donkere hol in.

Door de geelbruine modder tot wel 15 centimeter diep liepen we achter elkaar de mijn in. Heerlijk dat soppende geluid de hele tijd. De gids Sol liet ons direct een mooie steen zien waar nog zilver in zat. Eenmaal binnen zag het er ontzettend kleurrijk uit. Veel kleurrijker dan we gedacht hadden. Allerlei kleuren bruin, groen, rood, geel en wit blonken onze ogen tegemoet (zie foto´s). De tocht bracht ons tot ongeveer 3 kilometer diep in de mijn en we klommen tot wel 30 meter omhoog. Er was een boel bukken bij en soms moesten we ons door gangen wurmen die een diameter hadden van je lichaam plus 10 centimeter rondom; erg nauw dus.

De groep was erg geïntereseerd in de historie van de mijn en zo kwamen we veel over de mijn en zijn werkers te weten. De mijnwerkers werken meestal van ´s ochtends rond 05:00 uur tot een uur of 15:00 á 16:00 ´s middags en eten gedurende de dag alleen maar cocabladeren (althans ze kauwen erop, omdat het goed is tegen de hoogte; 4060 meter hoog). Er werkten zo´n 980 mijnwerkers in totaal, maar op de dag dat wij er waren zagen we er slechts 7. De dag ervoor was één van de gidsen (een ex-mijnwerker) overleden. Men had in de aanloop naar de carnaval een soort feest in de mijn georganiseerd om hem te eren. Iedereen lag dus dronken thuis en nam op een paar mijnwerkers na, een snipperdag. Speciale barraken zijn trouwens aan de voet van de berg gebouwd, zodat de mijnwerkers zo dicht mogelijk bij hun werk wonen.

Nog een shocking fact is dat er in twee eeuwen (niet schrikken) 8.000.000 mijnwerkers zijn overleden door het werken in de mijn en door overmatig alcohol gebruik. Je kan je voorstellen dat als je elke dag van toeristen alcohol (96%) als cadeau krijgt je daar makkelijk aan gewend raakt. De gemiddelde levensduur van een mijnwerker ligt tussen de 45 en 55 jaar oud. Jonge jongens beginnen in de mijn te werken als ze naar de midelbare school zouden moeten gaan. Voorheen werkten er ook vrouwen in de mijn, maar vanwege de slechte opbrengsten sinds drie jaar zijn zij niet meer toegestaan om in de mijn te werken. De opbrengsten waren één jaar geleden 100 Bolivianos (€ 10,-) per 40 kilo (daar werkt één mijnwerker één dag voor), maar door de kredietcrisis in Europa en Amerika is diezelfde 40 kilo nu nog maar 30 Bolivianos (€ 3,-) waard. De levensduur van de mijn kan vanaf vandaag variëren van 50 tot 200 jaar. 50 jaar wanneer er verder met machines word gewerkt en 200 jaar als men voornamelijk handmatig te werk blijft gaan.

Halverwege de toer werd Lucy ineens niet lekker en kreeg ze een korte blackout waarbij ze in de armen van gids Carlos viel. Ze had te weinig ontbeten en dus te weinig suikers in haar lijf. De gidsen reageerden erg goed op haar en twijfelden geen seconde. Ze moest de mijn verlaten. Luc liep samen met gids Sol met haar mee naar buiten en het lopen naar de frisse lucht deed haar goed. Eenmaal buiten ging het wel weer en gingen Sol en Luc de mijn weer in om de toer af te maken. Terwijl Luc weer terugliep om de toer af te maken, genoot Lucy van een enorme explosie in de mijn die overweldigend hard was, maar ver uit de buurt van de toer was.

Luc bezocht nog het museum in de mijn, waar alle mijnwerkers dagelijks naartoe gaan om hun god (de duivel in het Quechua 'Tio' genaamd) om steun te vragen. Ze staken sigaretten aan en staken die in zijn mond om ervoor te zorgen dat ze een dag zouden hebben zonder ongelukken. Ze gooiden alcohol over zijn armen of benen, om ervoor te zorgen dat daar niets mee zou gebeuren. Ze gooiden alcohol op zijn penis voor betere vruchtbaarheid en ze gooiden alcohol tussen zijn benen om moeder aarde (Pachamama) te eren. Erg indrukwekkend, maar leuk om gezien te hebben (zie foto´s). Na nog meer klim en klouter werk kwam Luc nog een mijnwerker in een bepaalde gang tegen die hij zelf in een bepaalde tijd had uitgegraven (met behulp van een beetje dynamiet). Hij was 58 jaar oud en werkte al 25 jaar in de mijn.

Toen we de mijn uitkwamen was het tijd voor onze eigen explosie. De gids had de dynamietbom met extra nitraat geprepareerd om af te gaan steken op een veilige plaats. Iedereen mocht de aangestoken bom nog even vasthouden (beetje leguber, niet) en toen legde hij hem ver weg neer. Het resultaat; BOEM... TUUUUUUUT. Moet je nagaan hoe dat klinkt als je zelf in de mijn zou zitten!

De mijn was erg indrukwekkend en shocking om mee te maken, maar dit hadden we niet willen en mogen missen. Je komt zo goed erachter hoe de lokale bevolking (nog steeds) aan geld komen en hoe ze dus leven.

Reacties

Reacties

didi

prachtig en verschrikkelijk, daarbij vallen de gevolgen van de crisis hier in het niet. Mijn God, het zal je werk zijn.

Ilse

Wat fijn dat Luus zo goed werd opgevangen toen ze niet lekker werd in de mijn! Echt knap wat die mijnwerkers doen. 12 uur per dag werken pfff.
Wij Hollanders hebben niks te klagen!

Leuk verhaal hebben jullie weer geschreven en supercool dat jullie op de voorpagina staan!

Liefs van ons

Els

Ik ben onder de indruk van al jullie foto's en verhalen: Wat een reis maken jullie en wat ontzettend leuk dat jullie zo trouw jullie blog bijhouden.
Volgens mij maken jullie echt de reis van je leven en doen ervaringen op waar jullie de rest van je leven wat aan hebben.
Geniet nog lekker.
Liefs,
Els

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!